MEESTERLIJK SPELEN MET LICHT
November 2019 │ Blog │ Leestijd: 2 minuten
De Hollandse meesters van de schilderkunst zijn er beroemd mee geworden: het vangen van het licht in de weergave van landschappen, interieurs en portretten. Zonnestralen die langs de gevel strijken, een felle lichtstraal naar de houten vloer. Zachte, dansende blosjes op de wang van een zeventiende-eeuwse dame. Lichtjes in de ogen. Met datzelfde licht kan worden gespeeld in de architectuur.
Perforaties, patronen, rasters en reliëf: zomaar een paar instrumenten die architecten kunnen gebruiken om een gevelelement te componeren. Het belangrijkste effect dat daarmee kan worden bereikt, is de manipulatie van daglicht. Niet alleen in het aanzicht van de gevel speelt de combinatie van licht met een bewerkt oppervlak een spannend spel. Elke zonnestraal die door grote, kleine, speelse of juist rigide geplaatste openingen naar binnen valt, zorgt voor dynamiek.
Schikking, houding en reddering
Wat was het geheim van die Hollandse en Vlaamse meesters? Met welke technieken bouwden zij aan een tot op vandaag fascinerend oeuvre waarin de weergave van daglicht zo'n prominente rol speelt? Ulrike Kern schreef erover in het boek Light and Shade in Dutch and Flemish Art uit 2014. De schilders uit de zeventiende en achttiende eeuw werkten met drie basisbegrippen: schikking, houding en reddering.
Schikking gaf richting aan de indeling van de ruimte (op het doek) - maten en verhoudingen. Houding had te maken met de compositie en verhouding van kleuren tot elkaar. Reddering - niet te verwarren met het hedendaagse rendering - was onderdeel van het aspect houding en vertelde over het spel van schaduw en licht waarmee elementen werden gerangschikt ten opzichte van hun achtergrond. Door het contrast van licht en schaduw net een stukje sterker of zwakker te maken - of direct licht en schaduw naast elkaar te plaatsen - won het totale beeld aan kracht. Bij al deze aspecten was het essentieel om wetten der natuur zoveel mogelijk te volgen om een realistisch beeld te scheppen, dat moge duidelijk zijn.
Daglicht als ontwerpmateriaal
De uitdaging voor de hedendaagse architect ligt nog steeds waar deze lag voor de bouwmeesters in de zeventiende eeuw: in het gegeven dat architectuur een toegepaste kunst is. Gebouwen maken vergt niet alleen een enorme dosis creativiteit en wetenschap van de natuurwetten, maar ook van de kennis van het maken, van rationele regels en randvoorwaarden. En dan is er - ook in de architectuur - altijd daglicht als ontwerpmateriaal: ongrijpbaar, van levensbelang en helemaal gratis. Daglicht is voor elk project een kans die de architect voor het grijpen heeft. Zelfs als ‘teveel daglicht’ onderdeel van de opgave is. De architect in de eenentwintigste eeuw heeft prachtige materialen en (digitale) technieken om een gebouw een eigen identiteit te geven en in een context te plaatsen.
Neem het project ‘Tussen de Lakens’ in Amsterdam, waar architect Angie Abbink het ontwerp maakte voor een woning met atelier en het volledige volume liet bekleden met wit gecoate aluminium platen in een bijzonder reliëf. Oftewel MD Formatura gevelbekleding. Kunstenaar Chris Kabel maakte het patroon met gevouwen zeshoeken in een patroon dat op een bijzonder manier speelt met het licht. Hierdoor ontstaan aan de buitenzijde én in het interieur golvende figuren, gevormd door pixels die licht weerkaatsen of doorlaten. De kleur van de lucht reflecteert op de het glanzende metaal. Schikking, houding en reddering. Ja, ik ziet het wel.
door Caroline Kruit
Caroline is bouwkundig ingenieur, journalist en gastdocent aan ArtEZ Academie van Bouwkunst in Arnhem
Deel dit artikel